Tagarchief: gauge

Beoordeling

Eind januari heb ik mijn map voor level 2 van de Master of Hand Knitting opgestuurd naar de TKGA.  Een week geleden kreeg ik mijn eerste beoordeling van het werk terug.

 

Kaartje van de post

 

Na het ophalen van de doos bij de buren heb ik gewacht tot het rustig was in huis om hem open te maken. Zoiets doe je in alle rust, of niet?

De drie beoordelaars hebben grondig werk verricht. Wat geweldig, want ze doen dit allemaal op vrijwillige basis. Letterlijk steek voor steek is er gekeken naar mijn werk. Hun bevinding hebben ze vastgelegd in 5 (!) A-4tjes.

Voordat ik dit epistel ga doorgronden, blader ik de map door. Ik vind dit:

Swatch #12 'nagekeken'

 

Wow, dit is echt precisie werk. Ik verzamel moed en lees het commentaar. Het goede nieuws is dat al mijn projecten zijn goed gekeurd. Over de sok: “This is one of the loveliest socks I’ve seen.” Thank you, thank you, thank you!! Mijn ‘knitting history report’ was ‘very nice’.

De book reviews waren qua inhoud in orde. Toch moeten er drie (!) over, omdat het boek zelf te veel patronen bevat. Het moet dus echt een ontwerpboek of techniekboek zijn.

Dan de swatches. Eerst een hoop complimenten over mijn breiwerk. Nogmaals dank, maar dan….. Alle verticale knoopsgaten moeten over. Het is nl. niet de bedoeling dat ze er verticaal uitzien, maar het is de bedoeling dat ze verticaal gemaakt zijn.

Ook de kabelswatch moet over, want hij trekt te veel naar binnen. Had ik een beetje verwacht, maar toch jammer. Ik vind dit een rot-swatch om over te moeten doen. Heel veel proefproeflapjes en uitprobeersels. Nou ja, het is ook wel weer leuk om het goed te kunnen.

Verder zijn er nog kleine aanmerkingen op lapjes (‘Je hebt de figure-8 start niet goed gedaan’) maar die moeten dan toch helemaal over.

Dan moet ik nog vragen aanvullen en bij sommige swatches de patronen aanvullen of verduidelijken. Volgens de beoordelaars heb ik me niet precies aan de TKGA-patroonformat gehouden en het moet anders. Dit moet ik nog eens goed bestuderen, want ik was hier dus juist bang voor en heb me, volgens mij, daarom precies aan de format gehouden. Een studie waard dus.

Verder nog een gouden tip over ‘gauge’ / stekenverhouding voor iedereen die aan een master werkt. Ik brei best strak, omdat mijn breiwerk dan het mooist wordt. Voor level 2 moet je een ‘worsted weight’ garen gebruiken. De lapjes moeten dus ook de steekverhouding hebben van ‘worsted’. Dat betekent tussen de 16 en 22 steken op 10 cm. Mijn lapjes hebben 24 steken op 10 cm en dat is niet correct. Ze hebben het door de vingers gezien, maar vanaf nu moet het kloppen. Dus: rekening houden met de steekverhouding!

swatch met de juiste steekverhouding voor 'worsted weight' yarn

Ik heb inmiddels een lapje gebreid met de juiste steekverhouding in Cascade 220. Ik ga ook nog een lapje van Novita 7 Veljestä breien. Ik weet uit ervaring dat dit garen mooi regelmatig breiwerk oplevert. We gaan weer aan de slag.

 

Stekenproef

Een onderdeel van  niveau 1 van de Master of Hand Knitting is het berekenen van de stekenproef. Proeflapjes 1,2,3, en 14 (een kabelproef) worden daarvoor gebruikt. Er zitten invulformulieren bij het instructiepakket. Een kind kan de was doen zou je zeggen, maar het is wat meer werk dan je in eerste instantie zou denken.

Stappenplan stekenproef

Na uitgebreid onderzoek in mijn boeken en op internet kom ik tot het volgende stappenplan voor het uitrekenen van de steekverhouding van een proeflapje:

1. Brei een proeflapje. Dit lapje moet groter zijn dan de 10 x 10 cm die altijd op de bolband staan (4″ x 4″ op Amerikaanse bolbanden).

Bolband stekenproef advies

Groter omdat je geen kantsteken, opzetsteken of afkantsteken mee wilt nemen in de berekeningen. Deze steken hebben namelijk een andere verhouding dat de “gewone” steek.

June Hiatt geeft als tip om een proeflapje te breien dat minstens 15% is van de grootte van het werkstuk dat je gaat maken. Bovendien zegt ze dat je het lapje beter nooit kleiner kunt maken dan 10 cm x 10 cm.

2. Was het proeflapje en span het op zoals je zou doen voor het werkstuk dat je van plan bent te maken.

3. Als het lapje HELEMAAL droog is, laat je het een dag liggen voordat je meet. De rek kan na het loshalen nog wat veranderen, waardoor de grootte van het lapje nog verandert.

Rijgdraden in de stekenproef4. Rijg nu (meet)draden in het lapje NAAST de steken en onder of boven een toer. Ik deed dat nooit, maar het blijkt heel handig. Je hoeft niet steeds opnieuw te tellen. Het is duidelijk wat het gedeelte is dat je aan het meten bent.

5. Meet met een houten of metalen liniaal (die rekt nl. niet) het aantal steken nauwkeurig. Tot één achtste steek en tot een halve toer tel je mee.

Om het aantal steken heel precies uit te rekenen, meet je op een paar plaatsen van het ingeregen stuk. Bijvoorbeeld voor het aantal steken meet je bovenaan, op twee plaatsen in het midden en aan de onderkant van het ingeregen stuk.

6. Na al het meten moet het gemiddelde aantal steken uitgerekend worden. Als je op 4 plaatsen meet : (steken plek 1 + st. plek 2 + st. plek 3 + st. plek 4) / het aantal metingen. Vergeet niet op te schrijven over hoeveel cm je gemeten hebt.

7. Om het aantal toeren uit te rekenen, meet je ook op een paar plaatsen in het ingeregen stukje. Ook hier reken je weer het gemiddelde aantal toeren uit. Vergeet ook hier niet op te schrijven over hoeveel cm je gemeten hebt.

8. Als je alle metingen gedaan hebt, ga je het aantal steken en toeren in 10 cm uitrekenen:

Steken:

a)    X steken / X cm gemeten = A steken per 1 cm

b)    A steken per cm x 10 cm = B steken per 10 cm

 

Toeren:

c)    X toeren / X cm gemeten = C toeren per 1 cm

d)    C toeren per 1 cm x 10 cm = D toeren per 10 cm

 

Handig om nog te bedenken

  1. Als een werkstuk in verschillende steken / patronen gebreid wordt, is het handig om van elk patroon een proeflap te breien en op te meten.
  2. Als je meer steken per 10 cm hebt in je proeflapje dan aangegeven staat op de bolband of in het patroon kun je (moet je) op dikkere pennen nog een proeflapje breien.
  3. Als je minder steken per 10 cm hebt in je proeflapje dan aangegeven staat op de bolband of in het patroon kun je (moet je) op dunnere pennen nog een proeflapje breien.
  4. Plat breiwerk of breiwerk in het rond kunnen met dezelfde steek een andere steekverhouding hebben, omdat rond breiwerk alleen maar aan de voorkant van het werk gebreid wordt. Het is voor een goede stekenproef dus belangrijk deze te breien op dezelfde manier als waarop het werkstuk gebreid gaat worden. Een proeflapje voor een rond breiwerk hoeft niet per se in het rond gebreid te worden. Je kunt, wanneer je aan de achterkant van het werk moet gaan breien de draad ook helemaal achterlangs halen om weer een rechte toer te kunnen breien. Voor het meten van het proeflapje knip je de lange draden aan de achterkant van het werk voordat je gaat wassen en opspannen door. Bij zo’n proeflapje het het helemaal belangrijk om behoorlijk ver van de kanten te meten. Deze kantsteken zijn erg vervormd.

Stekenproef rondgebreid stukje

 

En soms doe je gewoon geen stekenproef

Eigenlijk is het natuurlijk altijd belangrijk om de steekverhouding uit te rekenen, maar voor een shawl, bijvoorbeeld, doe ik het eigenlijk nooit. Ook sokken brei ik zonder proeflapje: ik brei meestal met hetzelfde soort garen of dezelfde naalden en zo langzamerhand weet ik wel hoeveel steken ik nodig heb om een comfortabele sok te breien voor mezelf. Maar voor een trui doe ik het wel en mijn “Haute Couture” – vest past dan ook precies!