Tagarchief: proeflapje

Bar Increase

Proeflapje #4 voor de Master of Hand Knitting is het maken van een meerdering door de steek twee keer te breien: de “bar increase”. “Bar” omdat de nieuwe steek een averechte is. Er is dus een streepje (bar) aan de goede kant van het breiwerk te zien.

Bar Increase, right side

 

Maken van de meerdering

Je kunt deze meerdering op twee manieren maken: aan de voorkant van het werk of aan de achterkant van het werk. Voor de master moet de meerdering aan de voorkant. De meerdering maak je zo: recht insteken in het voorpootje, omslaan, doorhalen, recht insteken in het achterpootje, omslaan, doorhalen, af laten glijden.

Close up bar increase

Na deze meerdering is er aan de LINKERKANT van de steek waarmee je de meerdering maakte een averechte steek ontstaan (en te zien!).

 

Waar maak je de meerdering

Als je dus aan beide zijden van je proeflapje gelijkmatig moet meerderen is deze linkerkant iets om rekening mee te houden. Aan de rechterkant van je breiwerk “meerderen na de derde steek” betekent: twee steken gewoon recht breien, in de derde steek meerderen zoals hierboven beschreven. Aan de linkerkant van je breiwerk moet je dan VOOR de derde steek meerderen. Dus: brei tot 4 steken voor het einde van de toer. Brei deze vierde steek in het voor- en achterpootje; brei daarna nog drie steken.

Bar Increase both sides

Nu zitten de meerderingen exact op dezelfde plaats.

Deze meerdering kun je ook aan de averechte kant van je werk maken. De steek die je twee keer averecht gaat breien moet je dan eerst verdraaid op je linker breinaald zetten (steek recht afhalen en terugzetten op de linkernaald).

Steek verdraaid op linker breinaald

Daarna doe je averecht wat je eerder recht gedaan hebt: averecht insteken, omslaan, doorhalen, averecht insteken, omslaan, doorhalen en af laten glijden.

En dan ziet de meerdering er aan de voorkant precies zo uit als de rechte “bar increase”.

Averechte bar increase

 

Perfecte meerdering voor een boord

De “Bar Increase” is in glad breiwerk (tricotsteek) goed te zien. Je kunt je afvragen of je dat wilt. Maar stel, je moet in een 2/2 boord meerderen. Wanneer je één rechte steek voor de averechte steken twee keer breit, zie je de meerdering niet. De nieuwe averechte steek gaat helemaal op in de averechte steken van de boord! 

Bar increase in 2/2 border

Stekenproef

Een onderdeel van  niveau 1 van de Master of Hand Knitting is het berekenen van de stekenproef. Proeflapjes 1,2,3, en 14 (een kabelproef) worden daarvoor gebruikt. Er zitten invulformulieren bij het instructiepakket. Een kind kan de was doen zou je zeggen, maar het is wat meer werk dan je in eerste instantie zou denken.

Stappenplan stekenproef

Na uitgebreid onderzoek in mijn boeken en op internet kom ik tot het volgende stappenplan voor het uitrekenen van de steekverhouding van een proeflapje:

1. Brei een proeflapje. Dit lapje moet groter zijn dan de 10 x 10 cm die altijd op de bolband staan (4″ x 4″ op Amerikaanse bolbanden).

Bolband stekenproef advies

Groter omdat je geen kantsteken, opzetsteken of afkantsteken mee wilt nemen in de berekeningen. Deze steken hebben namelijk een andere verhouding dat de “gewone” steek.

June Hiatt geeft als tip om een proeflapje te breien dat minstens 15% is van de grootte van het werkstuk dat je gaat maken. Bovendien zegt ze dat je het lapje beter nooit kleiner kunt maken dan 10 cm x 10 cm.

2. Was het proeflapje en span het op zoals je zou doen voor het werkstuk dat je van plan bent te maken.

3. Als het lapje HELEMAAL droog is, laat je het een dag liggen voordat je meet. De rek kan na het loshalen nog wat veranderen, waardoor de grootte van het lapje nog verandert.

Rijgdraden in de stekenproef4. Rijg nu (meet)draden in het lapje NAAST de steken en onder of boven een toer. Ik deed dat nooit, maar het blijkt heel handig. Je hoeft niet steeds opnieuw te tellen. Het is duidelijk wat het gedeelte is dat je aan het meten bent.

5. Meet met een houten of metalen liniaal (die rekt nl. niet) het aantal steken nauwkeurig. Tot één achtste steek en tot een halve toer tel je mee.

Om het aantal steken heel precies uit te rekenen, meet je op een paar plaatsen van het ingeregen stuk. Bijvoorbeeld voor het aantal steken meet je bovenaan, op twee plaatsen in het midden en aan de onderkant van het ingeregen stuk.

6. Na al het meten moet het gemiddelde aantal steken uitgerekend worden. Als je op 4 plaatsen meet : (steken plek 1 + st. plek 2 + st. plek 3 + st. plek 4) / het aantal metingen. Vergeet niet op te schrijven over hoeveel cm je gemeten hebt.

7. Om het aantal toeren uit te rekenen, meet je ook op een paar plaatsen in het ingeregen stukje. Ook hier reken je weer het gemiddelde aantal toeren uit. Vergeet ook hier niet op te schrijven over hoeveel cm je gemeten hebt.

8. Als je alle metingen gedaan hebt, ga je het aantal steken en toeren in 10 cm uitrekenen:

Steken:

a)    X steken / X cm gemeten = A steken per 1 cm

b)    A steken per cm x 10 cm = B steken per 10 cm

 

Toeren:

c)    X toeren / X cm gemeten = C toeren per 1 cm

d)    C toeren per 1 cm x 10 cm = D toeren per 10 cm

 

Handig om nog te bedenken

  1. Als een werkstuk in verschillende steken / patronen gebreid wordt, is het handig om van elk patroon een proeflap te breien en op te meten.
  2. Als je meer steken per 10 cm hebt in je proeflapje dan aangegeven staat op de bolband of in het patroon kun je (moet je) op dikkere pennen nog een proeflapje breien.
  3. Als je minder steken per 10 cm hebt in je proeflapje dan aangegeven staat op de bolband of in het patroon kun je (moet je) op dunnere pennen nog een proeflapje breien.
  4. Plat breiwerk of breiwerk in het rond kunnen met dezelfde steek een andere steekverhouding hebben, omdat rond breiwerk alleen maar aan de voorkant van het werk gebreid wordt. Het is voor een goede stekenproef dus belangrijk deze te breien op dezelfde manier als waarop het werkstuk gebreid gaat worden. Een proeflapje voor een rond breiwerk hoeft niet per se in het rond gebreid te worden. Je kunt, wanneer je aan de achterkant van het werk moet gaan breien de draad ook helemaal achterlangs halen om weer een rechte toer te kunnen breien. Voor het meten van het proeflapje knip je de lange draden aan de achterkant van het werk voordat je gaat wassen en opspannen door. Bij zo’n proeflapje het het helemaal belangrijk om behoorlijk ver van de kanten te meten. Deze kantsteken zijn erg vervormd.

Stekenproef rondgebreid stukje

 

En soms doe je gewoon geen stekenproef

Eigenlijk is het natuurlijk altijd belangrijk om de steekverhouding uit te rekenen, maar voor een shawl, bijvoorbeeld, doe ik het eigenlijk nooit. Ook sokken brei ik zonder proeflapje: ik brei meestal met hetzelfde soort garen of dezelfde naalden en zo langzamerhand weet ik wel hoeveel steken ik nodig heb om een comfortabele sok te breien voor mezelf. Maar voor een trui doe ik het wel en mijn “Haute Couture” – vest past dan ook precies!

 

 

Tricotsteek

Swatch #2

Lapje 2 voor Master 1 is een lapje met 1/1-boord en tricotsteek. Na het vorige lapje weet ik zeker dat dit niet “even” gedaan is. Ik lees artikelen op de website van TKGA en zoek in mijn boeken.

Boeken om voor de Master Level 1 te gebruiken.

© Sytske Corver

De schrik slaat me om het hart als ik in het dikke boek van Hiatt lees: “tricotsteek is zo’n bekende steek dat breiers de moeilijkheid van de steek onderschatten. In feite is het één van de moeilijkste steken om mooi krijgen, omdat het gladde oppervlak elke oneffenheid of elk foutje verraad”. Ze schrijft ook nog dat je tricotsteek het beste met gemêleerd garen of een onregelmatig garen kan breien, zodat je de foutjes niet ziet. Voor de master moet het lapje in een glad, licht en effen garen gebreid zijn. Nergens een plek om onder te duiken dus.

 

Oefenen met tricotsteek

Glee in averechte tricotsteek

© Sytske Corver

Het eerste lapje dat ik brei, laat gleeën zien tussen de ribbels aan de achterkant van het lapje (averechte tricotsteek). Dat ligt aan mijn draadspanning heb ik net gelezen. Dit kun je aanpakken door breinaalden van een ander materiaal te nemen, de werkdraad anders om de naald te slaan, de draad in de andere hand te houden, de steken elk afzonderlijk wat aan te trekken, een ander garen te nemen.

Ik oefen me suf en schrijf nauwkeurig op wat ik doe. Elk lapje krijgt een nummer, zodat ik terug kan vinden wat ik gedaan heb. Ik probeer breinaalden van allerlei materialen uit. De houten bevallen het best (die zijn een beetje stroef). Ik bekijk de steken extra goed en zie dat vooral de averechte steken wat aan de grote kant zijn. Na oefenen blijkt een kort rukje aan de draad na een gebreide steek de oplossing.

Keurige averechte tricotsteek

© Sytske Corver 

Kantsteek

Alleen de kantsteek, die blijft rommelig. Uiteindelijk blijkt dat het anders omslaan na de te grote steek het klusje min of meer klaart. Het draadje tussen twee steken wordt zo korter en “neemt” wat garen van de te grote steek. Deze wordt hierdoor kleiner. De kantsteken zijn netter, maar nog niet perfect.

Echt opschieten doet mijn breiwerk nu niet meer. Het breien van een proeflapje kost zo heel veel tijd. Maar ja, voor een master moet je wel je allerbeste werk inleveren staat overal in de papieren van TKGA. Na elk lapje voor mijn master mag ik van mezelf relaxt steken wegtikken aan een sok. Gelukkig hoef ik van mezelf niet meer dan één lapje per dag te doen. En soms geef ik mezelf ook een dag (of twee) vrij van de master.

Sok

© Sytske Corver

Draadspanning

Voor mijn Master of Hand Knitting heb ik garen besteld en wanneer het bestelde garen binnen is, ga ik meteen bollen winden en zet steken op. Hup, het eerste lapje (2 inch boordsteek en daarna 2 inch ribbelsteek) is klaar. Inspectie wijst uit dat het lapje minder netjes is dan ik dacht, maar blocken zal de foutjes wel wegwerken. Ik “week” het lapje en speld het op een foampuzzel.

 

Check proeflapje

Na twee dagen is het lapje echt helemaal droog. De spelden gaan er uit en het lapje wordt aan een grondig onderzoek onderworpen. Hmmm, de rand is niet helemaal netjes en de 2 recht, 2 averecht boord is ook minder mooi dan ik gehoopt had.

Foto rommelige kant 2

© Sytske Corver

Het lapje moet opnieuw en misschien is het wel verstandig om wat grondiger te werk te gaan. Onderzoek van mijn lapje naar de oorzaak van het onregelmatige breien wijst uit dat het in de kantsteken zit en dat de eerste steek van de 2 recht te groot is. Wat te doen?

 

Onderzoek

Ik doorzoek de breiboeken die ik heb. Hier en daar vind ik tips voor het gelijkmatig houden van de draadspanning. Ik probeer de tips uit en mijn breiwerk verbetert wel wat, maar ik denk nog steeds niet dat het goed genoeg is.

Op de site van The Knitting Guild Association vind ik een goed artikel en ook op het internet vind ik goede informatie. Ik vind een blog van een masterbreier met tips en een blog van iemand die level 1 gehaald heeft. Er staan foto’s bij. Nu kan ik mijn lapjes vergelijken. Mijn volgende poging is lang niet slecht en ik besluit dat proeflapje 1 goed genoeg is om in te zenden.

Proeflapje #1

© Sytske Corver