Tagarchief: stekenproef

Stekenproef

Een onderdeel van  niveau 1 van de Master of Hand Knitting is het berekenen van de stekenproef. Proeflapjes 1,2,3, en 14 (een kabelproef) worden daarvoor gebruikt. Er zitten invulformulieren bij het instructiepakket. Een kind kan de was doen zou je zeggen, maar het is wat meer werk dan je in eerste instantie zou denken.

Stappenplan stekenproef

Na uitgebreid onderzoek in mijn boeken en op internet kom ik tot het volgende stappenplan voor het uitrekenen van de steekverhouding van een proeflapje:

1. Brei een proeflapje. Dit lapje moet groter zijn dan de 10 x 10 cm die altijd op de bolband staan (4″ x 4″ op Amerikaanse bolbanden).

Bolband stekenproef advies

Groter omdat je geen kantsteken, opzetsteken of afkantsteken mee wilt nemen in de berekeningen. Deze steken hebben namelijk een andere verhouding dat de “gewone” steek.

June Hiatt geeft als tip om een proeflapje te breien dat minstens 15% is van de grootte van het werkstuk dat je gaat maken. Bovendien zegt ze dat je het lapje beter nooit kleiner kunt maken dan 10 cm x 10 cm.

2. Was het proeflapje en span het op zoals je zou doen voor het werkstuk dat je van plan bent te maken.

3. Als het lapje HELEMAAL droog is, laat je het een dag liggen voordat je meet. De rek kan na het loshalen nog wat veranderen, waardoor de grootte van het lapje nog verandert.

Rijgdraden in de stekenproef4. Rijg nu (meet)draden in het lapje NAAST de steken en onder of boven een toer. Ik deed dat nooit, maar het blijkt heel handig. Je hoeft niet steeds opnieuw te tellen. Het is duidelijk wat het gedeelte is dat je aan het meten bent.

5. Meet met een houten of metalen liniaal (die rekt nl. niet) het aantal steken nauwkeurig. Tot één achtste steek en tot een halve toer tel je mee.

Om het aantal steken heel precies uit te rekenen, meet je op een paar plaatsen van het ingeregen stuk. Bijvoorbeeld voor het aantal steken meet je bovenaan, op twee plaatsen in het midden en aan de onderkant van het ingeregen stuk.

6. Na al het meten moet het gemiddelde aantal steken uitgerekend worden. Als je op 4 plaatsen meet : (steken plek 1 + st. plek 2 + st. plek 3 + st. plek 4) / het aantal metingen. Vergeet niet op te schrijven over hoeveel cm je gemeten hebt.

7. Om het aantal toeren uit te rekenen, meet je ook op een paar plaatsen in het ingeregen stukje. Ook hier reken je weer het gemiddelde aantal toeren uit. Vergeet ook hier niet op te schrijven over hoeveel cm je gemeten hebt.

8. Als je alle metingen gedaan hebt, ga je het aantal steken en toeren in 10 cm uitrekenen:

Steken:

a)    X steken / X cm gemeten = A steken per 1 cm

b)    A steken per cm x 10 cm = B steken per 10 cm

 

Toeren:

c)    X toeren / X cm gemeten = C toeren per 1 cm

d)    C toeren per 1 cm x 10 cm = D toeren per 10 cm

 

Handig om nog te bedenken

  1. Als een werkstuk in verschillende steken / patronen gebreid wordt, is het handig om van elk patroon een proeflap te breien en op te meten.
  2. Als je meer steken per 10 cm hebt in je proeflapje dan aangegeven staat op de bolband of in het patroon kun je (moet je) op dikkere pennen nog een proeflapje breien.
  3. Als je minder steken per 10 cm hebt in je proeflapje dan aangegeven staat op de bolband of in het patroon kun je (moet je) op dunnere pennen nog een proeflapje breien.
  4. Plat breiwerk of breiwerk in het rond kunnen met dezelfde steek een andere steekverhouding hebben, omdat rond breiwerk alleen maar aan de voorkant van het werk gebreid wordt. Het is voor een goede stekenproef dus belangrijk deze te breien op dezelfde manier als waarop het werkstuk gebreid gaat worden. Een proeflapje voor een rond breiwerk hoeft niet per se in het rond gebreid te worden. Je kunt, wanneer je aan de achterkant van het werk moet gaan breien de draad ook helemaal achterlangs halen om weer een rechte toer te kunnen breien. Voor het meten van het proeflapje knip je de lange draden aan de achterkant van het werk voordat je gaat wassen en opspannen door. Bij zo’n proeflapje het het helemaal belangrijk om behoorlijk ver van de kanten te meten. Deze kantsteken zijn erg vervormd.

Stekenproef rondgebreid stukje

 

En soms doe je gewoon geen stekenproef

Eigenlijk is het natuurlijk altijd belangrijk om de steekverhouding uit te rekenen, maar voor een shawl, bijvoorbeeld, doe ik het eigenlijk nooit. Ook sokken brei ik zonder proeflapje: ik brei meestal met hetzelfde soort garen of dezelfde naalden en zo langzamerhand weet ik wel hoeveel steken ik nodig heb om een comfortabele sok te breien voor mezelf. Maar voor een trui doe ik het wel en mijn “Haute Couture” – vest past dan ook precies!