Tagarchief: swatch

#18 Halsbies

Lapje #18 is het laatste proeflapje dat ik moet breien voor de Master of Hand Knitting level 2. Daarna hoef ik alleen nog een argyle sock te breien.

Ik moet voor dit lapje afkanten en minderen voor een halsbies, steken opnemen voor de bies, en 2,5 cm 1 recht, 1 averecht boord breien.

Eerst ga ik voor de rechte stukken bekijken / berekenen hoe de steekverhouding moet zijn. Hiervoor leg ik het gebreide lapje en een los stukje bies naast elkaar. Ik zet spelden in het breiwerk waartussen ik de steken tel.

Swatch #18 rechte stukken meten

Dan bekijk ik wat ik op moet nemen in de ronding. Gelukkig hoef ik over de ronding geen vraag te beantwoorden. Het kan dus een beetje op zicht.

De ronding opmeten van # 18

Het boek ‘Finishing School’ van Deborah Newton is weer een grote hulp. Newton breit in de binnenkant van een halsbies vaak steken samen tijdens het afkanten, zodat de bies netjes plat blijft. Ik doe dat ook, wanneer ik merk dat het minderen in de bies zelf niet netjes wordt. Er staat nergens dat het niet mag. Ik merk het vanzelf als de bies over moet, toch?

#18 geblockt

Nog even blocken (wet) en drogen en dan zijn alle proeflapjes gebreid. Ook de begeleidende schrijfsels voor de proeflapjes en de vragen zijn nu af. In de kerstvakantie ga ik de sok breien en de laatste puntjes op de i zetten.

Proeflapjes, proeflapjes, proeflapjes

Lapje 1 is aardig opgedroogd. Ik volg de instructies van TKGA en naai de twee lapjes in de lengte aan elkaar. Ik gebruik de matrassteek om de naden onzichtbaar aan elkaar te zetten (Running Thread Seam, Mattress Stitch Seam, Invisible Seam). Na de tweede poging vind ik het er prima uitzien, dus, hup, klaar! Dank je wel June Hiatt voor de duidelijke instructies.

Seaming Stockinette Stitch Swatch #1 Finished

Ondertussen probeer ik na te denken over de mouwloze trui die ik moet maken. (Hoe heet zo’n ding in gewoon Nederlands? Spencer? Slip-over?)

Eerder schreef ik al dat tricotsteek eigenlijk de moeilijkste steek is om netjes te krijgen. Daarom is dit geen optie om een heel kledingstuk van te breien. Kabels? Fair Isle? Nee, die worden al in niveau 3 gevraagd. Iets met kleur en een steek die hier en daar wat verdoezelt.

Patentsteek lijkt de uitgelezen keuze hier. Ik kan met een paar kleuren werken (om de lol er in te houden) en het weefsel laat niet elke misser genadeloos zien. Het boek en de site van Nancy Marchant zijn een grote hulp. Ik kies Three Color Flat Brioche en Three Color Stockinette Brioche om proeflapjes van te breien.

Proeflapjes Brioche

Ik probeer verschillende kleuren uit en oefen met het dichtnaaien van de zoom op de proeflapjes.

Mini Brioche Vest

Als ik denk te weten welke steek ik ga breien (Three-Color Flat Brioche), maak ik een klein mouwloos truitje. Veel aantekeningen en twee weken later kijk ik nog eens goed naar het truitje. Het trekt. Ik sla het boek van Nancy Marchant er nog eens op na. Bij de basis uitleg van de steek, de éénkleurige variant, staat dat deze steek de neiging heeft om scheef te trekken. Lekker, als ik wat beter gekeken had, zou ik dat van tevoren geweten hebben.

Nog eens op zoek in het boek Brioche Knitting vind ik de Three-Color Rosie Brioche Stitch. Ook leuk en hij trekt niet, blijkt als ik een proeflapje heb gebreid. Dit gaat ‘m worden.

IMG_0604

Master of Hand Knitting: Level 2

Oké, niveau 1  van de Master of Hand Knitting is gehaald. Ik sta zelfs in Cast On Magazine onder het kopje graduates!

Graduate Sytske

Maar er zijn nog twee niveaus te gaan. Als alles een beetje gezakt is, vraag ik niveau 2 aan bij The Knitting Guild Association. Ik download het hele pakket en ga er maar even voor zitten. Wow, wat is dit veel!

Te doen (in het herziene programma van mei 2014): 4 boekbesprekingen, een korte geschiedenis van het breien, 19 lapjes met begeleidend infoblad, 16 vragen over de lapjes, een klein Fair Isle-project (voorgeschreven), een klassieke Argyle sok (zelf bij elkaar zoeken), een mouwloze trui (zelf regelen – voorwaarden staan in de opdracht).

Ik begin maar met het organiseren van het geheel. Garen wordt besteld, ik maak een blocnote voor het bijhouden van mijn aantekeningen, elk onderdeel van de master krijgt een eigen bak (zo’n beetje). Natuurlijk is dat uitstelgedrag. Ik zal toch moeten gaan breien.

Organiseren level 2

Starten dus maar, en ook maar gewoon met lapje 1. Ik moet twee lapjes van 10 steken breed in tricotsteek breien en aan elkaar mazen/naaien. Wanneer ik aan de gang ga blijkt het (weer) wat minder makkelijk dan ik dacht. Om 10 steken netjes te krijgen, moet ik heel wat proefjes en aantekeningen maken.

Missers in lapje 1

Het ligt allemaal aan mijn draadspanning. De tips van Lana Grossa over nette kantsteken helpen, gelukkig.

De lapjes liggen nu te drogen en pas als alles droog is, kan ik zeggen of ik er tevreden over ben. 

Swatch #1 level 2

Later meer over het mazen (of over het opnieuw breien van lapje #1).

 

Proeflapje Kleur

De opdracht voor proeflapje #16 van het masterprogramma voor niveau 1 van TKGA is het inbreien van een gekleurde streep in een 1/1 boord en het midden in een toer aanhechten van een nieuwe kleur.

Het inbreien van een streep in de boord.

In de instructies staat precies wat ik moet doen. Dat is dus niet al te ingewikkeld. Aan de goede kant van het werk, midden in de boord, brei je in plaats van 1 recht 1 averecht een toer recht. Zo zie je geen “purl bumps” aan de goede kant van het werk. Na de streep doe je dit nog eens met de hoofdkleur.

Rechte toer in de boord

Goede kant van het werk.

Rechte toer in de boord achter

Verkeerde kant van het werk.

 

Het aanhechten met een nieuwe kleur midden in de toer

Het ziet er na het breien zo uit:

Aanhechten midden in toer voor

Goede kant van het werk.

Aanhechten midden in toer achter

Verkeerde kant van het werk.

Dit aanhechten doe ik zo: ik knoop de nieuwe draad tijdenlijk om de oude draad.

Later als ik de draadeinden weg ga werken, haal ik de knoop weer los, kan ik de steken wat aantrekken als dat nodig is, en maas is de draadeinden weg.

Het ziet er netjes uit en de steken lubberen niet al te veel uit tijdens het breien.

Swatch #16 level 1

Swatch #16 level 1

 

Kabels

Kabelproeflapjes

Ik heb me voor de Master of Hand Knitting door de proeflapjes 1 t/m 12 heengebreid en kom bij de kabellapjes. De instructies van TKGA voor #13 en #14 zijn duidelijk: “These swatches contain cable patterns. They test your ability to knit cable patterns with even tension.” Daarna komen nog instructies voor lapje #15 maar die laat ik even voor wat het is.

Gelijkmatige draadspanning

Okay, kabels met een gelijkmatige spanning. Dat klinkt makkelijker dan het is, blijkt na een proef-proeflapje. Aan de rechterkant van de kabel is er niets aan de hand. De spanning is prachtig.

Links in de kabel de uitgelubberde steek

Aan de linkerkant van de kabel is de laatste rechte steek na het “kabelen” erg lang en uitgerekt. Hmmm. Ik probeer eerst of het helpt als ik de averechte steek na de kabel extra aantrek, maar dat resultaat is niet om over naar huis te schrijven.

Dan brei ik een kabelkruising en brei ik de eerste averechte steek na de kabel andersom. Ik sla de draad dus van onder naar boven om de naald. De afstand die de draad tussen de rechte en de averechte steek af moet leggen is minder groot dit maakt de laatste rechte steek misschien wel wat strakker.

Ook dit resultaat is niet helemaal in orde wat mij betreft. Ik ga op onderzoek uit. In mijn boeken vind ik weinig over die uitgerekte steek. Maar in de kabellessen op Craftsy leert Fiona Ellis me een goede truc.

Na het kabelen, haalt ze de eerste averechte steek af. Op de terugweg moet je die dan wel breien (niet vergeten!) en de steek die eerst zo uitlubberde, is na twee toeren prachtig gelijkmatig.

Mijn kabels van lapje #13 en #14 zien er geweldig uit!

Swatch #13 level 1

Swatch #13 level 1

 

Bar Increase

Proeflapje #4 voor de Master of Hand Knitting is het maken van een meerdering door de steek twee keer te breien: de “bar increase”. “Bar” omdat de nieuwe steek een averechte is. Er is dus een streepje (bar) aan de goede kant van het breiwerk te zien.

Bar Increase, right side

 

Maken van de meerdering

Je kunt deze meerdering op twee manieren maken: aan de voorkant van het werk of aan de achterkant van het werk. Voor de master moet de meerdering aan de voorkant. De meerdering maak je zo: recht insteken in het voorpootje, omslaan, doorhalen, recht insteken in het achterpootje, omslaan, doorhalen, af laten glijden.

Close up bar increase

Na deze meerdering is er aan de LINKERKANT van de steek waarmee je de meerdering maakte een averechte steek ontstaan (en te zien!).

 

Waar maak je de meerdering

Als je dus aan beide zijden van je proeflapje gelijkmatig moet meerderen is deze linkerkant iets om rekening mee te houden. Aan de rechterkant van je breiwerk “meerderen na de derde steek” betekent: twee steken gewoon recht breien, in de derde steek meerderen zoals hierboven beschreven. Aan de linkerkant van je breiwerk moet je dan VOOR de derde steek meerderen. Dus: brei tot 4 steken voor het einde van de toer. Brei deze vierde steek in het voor- en achterpootje; brei daarna nog drie steken.

Bar Increase both sides

Nu zitten de meerderingen exact op dezelfde plaats.

Deze meerdering kun je ook aan de averechte kant van je werk maken. De steek die je twee keer averecht gaat breien moet je dan eerst verdraaid op je linker breinaald zetten (steek recht afhalen en terugzetten op de linkernaald).

Steek verdraaid op linker breinaald

Daarna doe je averecht wat je eerder recht gedaan hebt: averecht insteken, omslaan, doorhalen, averecht insteken, omslaan, doorhalen en af laten glijden.

En dan ziet de meerdering er aan de voorkant precies zo uit als de rechte “bar increase”.

Averechte bar increase

 

Perfecte meerdering voor een boord

De “Bar Increase” is in glad breiwerk (tricotsteek) goed te zien. Je kunt je afvragen of je dat wilt. Maar stel, je moet in een 2/2 boord meerderen. Wanneer je één rechte steek voor de averechte steken twee keer breit, zie je de meerdering niet. De nieuwe averechte steek gaat helemaal op in de averechte steken van de boord! 

Bar increase in 2/2 border

Stekenproef

Een onderdeel van  niveau 1 van de Master of Hand Knitting is het berekenen van de stekenproef. Proeflapjes 1,2,3, en 14 (een kabelproef) worden daarvoor gebruikt. Er zitten invulformulieren bij het instructiepakket. Een kind kan de was doen zou je zeggen, maar het is wat meer werk dan je in eerste instantie zou denken.

Stappenplan stekenproef

Na uitgebreid onderzoek in mijn boeken en op internet kom ik tot het volgende stappenplan voor het uitrekenen van de steekverhouding van een proeflapje:

1. Brei een proeflapje. Dit lapje moet groter zijn dan de 10 x 10 cm die altijd op de bolband staan (4″ x 4″ op Amerikaanse bolbanden).

Bolband stekenproef advies

Groter omdat je geen kantsteken, opzetsteken of afkantsteken mee wilt nemen in de berekeningen. Deze steken hebben namelijk een andere verhouding dat de “gewone” steek.

June Hiatt geeft als tip om een proeflapje te breien dat minstens 15% is van de grootte van het werkstuk dat je gaat maken. Bovendien zegt ze dat je het lapje beter nooit kleiner kunt maken dan 10 cm x 10 cm.

2. Was het proeflapje en span het op zoals je zou doen voor het werkstuk dat je van plan bent te maken.

3. Als het lapje HELEMAAL droog is, laat je het een dag liggen voordat je meet. De rek kan na het loshalen nog wat veranderen, waardoor de grootte van het lapje nog verandert.

Rijgdraden in de stekenproef4. Rijg nu (meet)draden in het lapje NAAST de steken en onder of boven een toer. Ik deed dat nooit, maar het blijkt heel handig. Je hoeft niet steeds opnieuw te tellen. Het is duidelijk wat het gedeelte is dat je aan het meten bent.

5. Meet met een houten of metalen liniaal (die rekt nl. niet) het aantal steken nauwkeurig. Tot één achtste steek en tot een halve toer tel je mee.

Om het aantal steken heel precies uit te rekenen, meet je op een paar plaatsen van het ingeregen stuk. Bijvoorbeeld voor het aantal steken meet je bovenaan, op twee plaatsen in het midden en aan de onderkant van het ingeregen stuk.

6. Na al het meten moet het gemiddelde aantal steken uitgerekend worden. Als je op 4 plaatsen meet : (steken plek 1 + st. plek 2 + st. plek 3 + st. plek 4) / het aantal metingen. Vergeet niet op te schrijven over hoeveel cm je gemeten hebt.

7. Om het aantal toeren uit te rekenen, meet je ook op een paar plaatsen in het ingeregen stukje. Ook hier reken je weer het gemiddelde aantal toeren uit. Vergeet ook hier niet op te schrijven over hoeveel cm je gemeten hebt.

8. Als je alle metingen gedaan hebt, ga je het aantal steken en toeren in 10 cm uitrekenen:

Steken:

a)    X steken / X cm gemeten = A steken per 1 cm

b)    A steken per cm x 10 cm = B steken per 10 cm

 

Toeren:

c)    X toeren / X cm gemeten = C toeren per 1 cm

d)    C toeren per 1 cm x 10 cm = D toeren per 10 cm

 

Handig om nog te bedenken

  1. Als een werkstuk in verschillende steken / patronen gebreid wordt, is het handig om van elk patroon een proeflap te breien en op te meten.
  2. Als je meer steken per 10 cm hebt in je proeflapje dan aangegeven staat op de bolband of in het patroon kun je (moet je) op dikkere pennen nog een proeflapje breien.
  3. Als je minder steken per 10 cm hebt in je proeflapje dan aangegeven staat op de bolband of in het patroon kun je (moet je) op dunnere pennen nog een proeflapje breien.
  4. Plat breiwerk of breiwerk in het rond kunnen met dezelfde steek een andere steekverhouding hebben, omdat rond breiwerk alleen maar aan de voorkant van het werk gebreid wordt. Het is voor een goede stekenproef dus belangrijk deze te breien op dezelfde manier als waarop het werkstuk gebreid gaat worden. Een proeflapje voor een rond breiwerk hoeft niet per se in het rond gebreid te worden. Je kunt, wanneer je aan de achterkant van het werk moet gaan breien de draad ook helemaal achterlangs halen om weer een rechte toer te kunnen breien. Voor het meten van het proeflapje knip je de lange draden aan de achterkant van het werk voordat je gaat wassen en opspannen door. Bij zo’n proeflapje het het helemaal belangrijk om behoorlijk ver van de kanten te meten. Deze kantsteken zijn erg vervormd.

Stekenproef rondgebreid stukje

 

En soms doe je gewoon geen stekenproef

Eigenlijk is het natuurlijk altijd belangrijk om de steekverhouding uit te rekenen, maar voor een shawl, bijvoorbeeld, doe ik het eigenlijk nooit. Ook sokken brei ik zonder proeflapje: ik brei meestal met hetzelfde soort garen of dezelfde naalden en zo langzamerhand weet ik wel hoeveel steken ik nodig heb om een comfortabele sok te breien voor mezelf. Maar voor een trui doe ik het wel en mijn “Haute Couture” – vest past dan ook precies!